In het kort

Met anti-vlooienmiddelen kun je vlooien of teken bij je huisdier bestrijden. Er zijn verschillende typen anti-vlooienmiddel, met verschillende . Kies in overleg met je dierenarts het product dat het beste bij je dier en gezinssituatie past. Bij zijn anti-vlooienmiddelen die in Nederland te koop zijn . Lees altijd het etiket en/of de bijsluiter en volg de aanwijzingen op. Vermijd direct contact met het anti-vlooienmiddel.

Wat zit er in anti-vlooienmiddel?

Bekende werkzame stoffen in anti-vlooienmiddelen zijn fipronil, imidacloprid en fluralaner. Maar producenten gebruiken ook andere werkzame stoffen, bijvoorbeeld pyrethroïden en spinosad. Ook zitten er in anti-vlooienmiddelen hulpstoffen die er bijvoorbeeld voor zorgen dat het product goed aan te brengen is.

Zijn chemische stoffen in anti-vlooienmiddel veilig?

De overheid beoordeelt of diergeneesmiddelen veilig zijn voor de gebruiker. Pas als de overheid vaststelt dat het product veilig is, mag het worden verkocht. Diergeneesmiddelen die in Nederland verkocht worden zijn veilig als je ze gebruikt volgens de voorschriften.

Irritatie en overgevoeligheid

Vermijd contact met het anti-vlooienmiddel: sommige stoffen die in een anti-vlooienmiddel zitten, kunnen allergische reacties veroorzaken, of leiden tot irritatie aan de huid, ogen of luchtwegen. Dan kan bijvoorbeeld het dragen van handschoenen nodig zijn. Bij overgevoeligheid voor de chemische stoffen in het product, moet je jezelf extra goed beschermen, of kun je beter het product met die stof niet gebruiken.

Kan ik anti-vlooienmiddel gebruiken als ik zwanger ben?

De stof N-methylpyrrolidon kan een zijn voor zwangere vrouwen. Dit zit in sommige anti-vlooienmiddelen. Zwangere vrouwen moeten daarom geen anti-vlooienmiddelen met deze stof gebruiken. Vermijd ook een anti-vlooienmiddel met deze stof als je nog niet zwanger bent, maar zwanger wilt worden, door het dragen van handschoenen. Beter is het nog om te kiezen voor een anti-vlooienmiddel waar dit oplosmiddel niet in zit. Je kunt in de bijsluiter zien welke stoffen er in het anti-vlooienmiddel zitten. Of overleg dit met je dierenarts.

Ingrediënten

In deze ingrediëntenlijst zie je per stof of deze veilig is bij gebruik van dit product.

Tips

Gebruik anti-vlooienmiddel niet bij mensen

Anti-vlooienmiddelen, en anti-tekenmiddelen, voor dieren zijn niet geschikt voor gebruik bij mensen. Wil je jezelf beschermen tegen teken, kijk dan op de pagina anti-tekenmiddel.

Lees de bijsluiter

Bij alle diergeneesmiddelen zit een bijsluiter. In deze bijsluiter staat precies hoe je het product moet gebruiken. Lees voor gebruik van het product daarom altijd goed de bijsluiter door. In de bijsluiter staat ook wat je kan doen om niet per ongeluk te veel in aanraking te komen met de chemische stoffen in het anti-vlooienmiddel. Dit kan per stof en type product verschillen. Soms vind je deze informatie ook op het etiket. Als je doet wat er in de bijsluiter staat gebruik je anti-vlooienmiddelen veilig.

Contact met anti-vlooienmiddel vermijden

Let erop dat je het anti-vlooienmiddel niet per ongeluk zelf binnenkrijgt. Om dit te voorkomen moet je:

  • Niet eten, drinken of roken als je je huisdier behandelt met anti-vlooienmiddel.

  • Altijd je handen wassen nadat je anti-vlooienmiddel hebt gebruikt.

  • Je huisdier niet aaien direct na de behandeling. Raak je huisdier zo min mogelijk aan, vooral niet op de plaats waar je het anti-vlooienmiddel hebt gebruikt. Doe je dat wel, dan kun je in aanraking komen met de stoffen.

  • Niet met je huisdier dat je net behandeld hebt met anti-vlooienmiddel in één bed slapen.

  • Een spray gebruiken in een goed geventileerde ruimte. Als je een spray gebruikt, is er namelijk een kans dat je het anti-vlooienmiddel inademt. Spray van je af en adem de spray niet in. Dit staat ook altijd in de bijsluiter van het product.

  • Vaak moet je de anti-vlooienmiddelen op een bepaalde plek op je huisdier gebruiken, zoals tussen de schouderbladen. Zo weet je zeker dat je kat of hond de chemische stoffen die erin zitten niet direct kan oplikken.

Registratienummer

Een anti-vlooienmiddel is een diergeneesmiddel. In Nederland bepaalt de overheid of een diergeneesmiddel veilig is. Pas als de overheid een product als veilig beoordeelt, mag het worden verkocht. Alle toegelaten anti-vlooienmiddelen krijgen een uniek registratienummer (REG NL). Deze nummers en ook de bijsluiters van de goedgekeurde middelen zijn te vinden in de Diergeneesmiddeleninformatiebank op de website van Bureau Diergeneesmiddelen. Buiten Nederland of de Europese Unie kunnen andere regels gelden. Let daarom goed op in het buitenland of als je producten online koopt.

Verschijningsvormen

Verschillende soorten anti-vlooienmiddel

Een anti-vlooienmiddel koop je vaak in de vorm van druppels die je makkelijk kunt aanbrengen op de huid van je huisdier. Dat wordt een spot-on genoemd. Er zijn ook sprays, poeders, lotions, shampoos of halsbanden te koop. Tot slot zijn er tabletten die je aan je huisdier kunt geven. Vaak werken anti-vlooienmiddelen ook bij het bestrijden van luizen of teken. Dit staat dan op het product.

Informatie op het etiket

Keurmerken

Er zijn geen keurmerken of certificeringen speciaal voor anti-vlooienmiddel.

Beweringen en waarschuwingen

Op het etiket van anti-vlooienmiddel kan je onderstaand symbool tegenkomen:

  • Product kan gemakkelijk vlam vatten als het in contact komt met een ontstekingsbron (brandende sigaret, lucifer, vonk). Zowel vaste stoffen, vloeibare stoffen als gassen kunnen ontvlammen.

Bewaren en weggooien

Bewaren

Bewaar een anti-vlooienmiddel:

  • altijd in de originele verpakking;

  • op een droge plek en bij kamertemperatuur;

  • niet bij etenswaren;

  • buiten het bereik en zicht van kinderen.

In de bijsluiter of op het etiket kan je ook lezen hoe je een anti-vlooienmiddel moet bewaren.

Weggooien

Anti-vlooienmiddelen en -resten gooi je meestal weg bij het klein chemisch afval of lever je weer in bij de dierenarts. Omdat anti-vlooienmiddel gevaarlijk kan zijn voor vissen en andere waterorganismen mag het niet in water terechtkomen. Meer informatie over het weggooien van producten vind je op de website van Milieu Centraal.

Meer informatie

Hoe werken anti-vlooienmiddelen?

Een anti-vlooienmiddel wordt ook wel een ectoparasiticum genoemd. Dit betekent dat het middel parasieten, onder andere vlooien, doodt die op de huid/haren van een dier aanwezig zijn. De meeste werkzame stoffen in anti-vlooienmiddelen, zoals fipronil, imidacloprid en fluralaner, werken door het zenuwstelsel van de vlooien aan te tasten. Andere stoffen, bijvoorbeeld S-methopreen, werken door de ontwikkeling van larve tot volwassen vlo te blokkeren.

Chemische stoffen uit anti-vlooienmiddel in het nieuws

In anti-vlooienmiddelen zitten chemische stoffen die soms in het nieuws komen.

Fipronil

In 2017 vond de fipronilcrisis plaats, een voedselschandaal. Producten met fipronil werden illegaal gebruikt om bloedluis in kippenstallen te bestrijden. Hierdoor zat er fipronil in de eieren van kippen uit deze stallen. Blootstelling aan te veel fipronil kan schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen en voor het milieu.

Imidacloprid

Imidacloprid is in het nieuws geweest, omdat het bijensterfte veroorzaakt. Het is een neonicotinoïde. Vanwege de bijensterfte mogen imidacloprid, en veel andere neonicotinoïden niet meer gebruikt worden als in de landbouw. Imidacloprid mag nog wel gebruikt worden als biocide tegen ongedierte zoals mieren, bijvoorbeeld in mierenlokdoosjes. Blootstelling aan te veel imidacloprid kan schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen en voor het milieu.

Fluralaner

Er werd beweerd dat het behandelen van honden met anti-vlooienmiddel met fluralaner mogelijk ernstige bijwerkingen zou geven: honden zouden erdoor kunnen overlijden. Wetenschappers hebben het verband tussen behandelen met fluralaner en overlijden van honden nooit aangetoond. Wel staat in de bijsluiter van tabletten waarin fluralaner zit dat je voorzichtig moet zijn als je hond epilepsie heeft.

Wat zegt de wet over anti-vlooienmiddel?

Een diergeneesmiddel, dus ook een anti-vlooienmiddel, moet voldoen aan de Europese en daarmee ook Nederlandse regels. Dit is vastgelegd in Verordening (EU) 2019/6. Producenten moeten kunnen laten zien dat het product werkzaam is en geen gevaar oplevert voor de gezondheid van mens, dier en omgeving wanneer het gebruikt wordt volgens de voorschriften.

Voor het in de handel brengen van diergeneesmiddelen is een vergunning nodig. In Nederland is het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), afdeling Bureau Diergeneesmiddelen (BD), verantwoordelijk voor de toelating van diergeneesmiddelen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert op misbruik van diergeneesmiddelen.